WAT 120N+ deepsky videocamera set met stroomvoorziening

Specificeert het type camera nader, zoals CCD-camera, SLR, webcam of planetaire camera.

De chipgrootte wordt door de afmetingen van de chip bepaald. Hoe groter de chip, des te groter het gewonnen beeldveld.

Elke CCD-camera heeft de neiging om beeldruis te produceren. Een beeldfout die als een soort lelijke nerf op het beeld verschijnt. Het is vooral merkbaar bij langere belichtingstijden. Naast de algemene ruis is er ook een ruis die wordt veroorzaakt door het uitleesproces van het beeld: de leesruis.

De bitdiepte wordt ook wel het dynamisch bereik van een chip genoemd. Hoeveel bits een afbeelding heeft, betekent ook hoeveel verschillende grijstinten kunnen worden weergegeven. De diepte van de beeldinformatie is hier direct van afhankelijk. In een opname met 1 bit beelddiepte zijn alleen zwart-witte punten te zien. In dit geval kan men nauwelijks spreken van een echt beeld. Veel details die met het blote oog worden waargenomen, ontbreken nog. 16 bit betekent een weergave van meer dan 65.000 grijstinten.

De maximale belichtingstijd in minuten die met die camera mogelijk is.

De interface is het type verbinding of kabel tussen het apparaat (bijv. camera) en de computer, bijv: USB, RS232, Firewire of analoge video.

Onder filterdraad valt een fijne schroefdraad waarin het 1,25" of 2" astronomisch filter kan worden geschroefd.

Het beeldformaat beschrijft het type bestand waaronder het vastgelegde beeld kan worden opgeslagen.

De resolutie van een sensor is het totale aantal pixels. Bij digitale camera's wordt het meestal als megapixel aangegeven. De verticale en horizontale specificatie van de afzonderlijke pixels op een rij, bijvoorbeeld 2048x2048, is echter nauwkeuriger.